Editie nummer 1 - 2013

Heimwee naar 1913




Dankwoord Leonard Nolens bij uitreiking Prijs der Nederlandse Letteren



Drie economische uitdagingen



Interview over relatie tussen de schrijvers en de natie



Frans Van Isacker: 'De bruidegom van mijn ziel'




Heimwee naar 1913



Iedereen in Europa bereidt zich voor op de herdenking van de 100ste verjaardag van
WO I. Maar voorlopig gaat al evenveel aandacht uit naar 1913, het laatste jaar dat Europa in vrede doorbracht.


Dat de periode voor Wereldoorlog I allang fascineert is niet verwonderlijk. Historici, vele andere wetenschappers, maar ook Jan Modaal wilden begrijpen hoe een ramp als de ‘Groote Oorlog’ is kunnen ontstaan. Waarom heeft niemand het kunnen voorzien? Waarom heeft men niet tijdig op de rem geduwd? De oorzaken van de oorlog werden in de literatuur dan ook meer en meer in de jaren of zelfs decennia voordien gezocht. Een baanbrekend werk daarin was ‘de duizelingwekkende jaren’ van Philipp Blom uit 2010. De auteur analyseert daarin de eerste 14 jaren van de 20ste eeuw en komt tot de conclusie dat er toen al veel aan het veranderen was. Er was een nooit gezien vooruitgangsoptimisme. En ja, het militarisme dat volgens velen aan de basis lag van de oorlog, was toen aan een gestage opgang bezig. Blom linkt dit direct aan een samenleving waar de viriliteit steeds belangrijker werd. Immers, door de technologische vooruitgang en de ontwikkeling van steeds performantere machines leek het alsof de cruciale plaats van de man in de Europese economie aan het afnemen was. Dat zorgde voor frustratie. Als compensatie moest de mannelijke viriliteit worden benadrukt.

Blom borduurt eigenlijk verder op de klassieker ‘de trotse toren’ van Barbara Tuchman. Daarin brengt de wereldberoemde historica als op een panoramisch canvas de grootsheid én de schaduwzijden van de West-Europese en Anglo-Amerikaanse cultuur, die in de jaren 1890-1914 hun hoogtepunt bereikten, voor de geaccumuleerde spanningen in de Eerste Wereldoorlog tot ontlading kwamen.


De periode die veelal aangeduid wordt als de belle époque, gaf technologische vooruitgang en materiële voorspoed te zien, maar het was ook een rusteloze tijd van grote culturele veranderingen, sociale mobiliteit en toenemende politieke spanningen, die bijvoorbeeld aan de oppervlakte kwamen in de Dreyfusaffaire.


Tuchman legt de interne tegenstellingen van de westerse samenleving bloot door middel van portretten van onder meer de Britse aristocratie, de anarchisten en het Duitse cultuurklimaat, en invloedrijke personen als keizer Wilhelm II, de staatsman Theodore Roosevelt, de componist Richard Strauss en de auteur Émile Zola.


De huidige en meest recente pre-Grote Oorlog-literatuur gaat eerder in op het specifieke jaar 1913. Zoals de Duitse beststeller van kunsthistoricus Florian Illies (‘1913. De zomer van de 20ste eeuw’), die recent in het Nederlands werd vertaald. Het boek is eigenlijk een kroniek van 1913 en heeft een sterk Duitse inslag en is bovendien in belangrijke mate gefocust op de kunstscène tijdens het laatste vredesjaar: Picasso, Duchamp, Malevitsj, Stravinsky,… Ze passeren allemaal de revue. Ook de economische ontwikkeling krijgt aandacht: de eerste Aldi-winkel opende en Ford zet zijn moderne auto-assemblagesysteem in werking.


Wie het boek leest merkt dat de moderniteit en technologische ontwikkeling niet iets is dat na 1918 in de nasleep van de oorlog tot volle ontwikkeling kwam, maar al aanwezig was aan het begin van de eeuw. Dat is ook de stelling van Charles Emmerson in het net verschenen ‘1913. The World Before The Great War’. Aan de hand van bezoeken aan verschillende hoofdsteden toont de auteur de moderniteit van de jonge 20ste eeuw aan. Het was ook een periode van sterke economische globalisering. De internationale handel bereikte een hoogtepunt. De imperiale rijken van de Europese grootmachten waren toen zo goed als onaangetast. Zeker in de Angelsaksische wereld is er heimwee naar dit tijdperk. Boeken die deze sfeer van 1913 oproepen worden dan ook gegarandeerd bestsellers.

Alain Mouton


Omhoog


Dankwoord van Leonard Nolens bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren op 30-11-2012



Dank voor dank

‘Wij vieren vandaag in u het meest sublieme dat de Nederlandse taal voortbrengt: een groot dichter', zo prees minister Pascal Smet Leonard Nolens op de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren op 30 november in Amsterdam. Wij sluiten samen met DSL 2012 af met het dankwoord dat de dichter uitsprak voor die prestigieuze bekroning van zijn hele œuvre.

Lang geleden, een bliksemflits, maar lang geleden hebben mensen spelenderwijs en streng hun best gedaan om mij te leren spreken, en als ik aandachtig luister doen zij dat nog steeds. Ik vond het als kind blijkbaar de moeite waard hun woorden in de mond te nemen en zo verstaanbaar mogelijk aan hen terug te geven. Ik kreeg woorden en hele zinnen cadeau, en door mij al dan niet aangeboren verlangen om te leren spreken schonk ik die woorden en zinnen terug. Dat is, als ik daar even bij stilsta, als ik daar een leven lang bij stilsta, een wonderlijke handeling, want zo bekeken is ieder woord formeel een dankwoord. Danken is overigens etymologisch afgeleid van denken. Er vindt in alle spreken spontaan of bewust en gewild of ongewild een dankzegging plaats.


Lees verder

 

Omhoog


Drie economische uitdagingen



Het prestigieuze Britse economische weekblad noemt de Europese leiders slaapwandelaars die niet weten dat ze recht naar de afgrond lopen. Terecht? Jawel. Onze Europese economie staat voor drie uitdagingen waar niemand een antwoord op heeft.

Eerste uitdaging: de eurocrisis. Het is relatief rustig de financiële markten. De rente die landen als Spanje en Italië op hun schuld moeten betalen stijgt niet meer. Men zou dus denken dat de eurocrisis opgelost is. Maar niets is minder waar. Deze landen bevinden zich onder de stolp van de Europese Centrale Bank. Wanneer zou blijken dat zij op de internationale geldmarkten geen financiële middelen meer kunnen ophalen dan zal de Europese Centrale Bank en het Europese Noodfonds moeten tussenkomen. Waarbij het eigenlijk de rijkere landen zijn die de rekening betalen. En dan barst de eurocrisis opnieuw in volle hevigheid los. De uitdaging blijft dus om de Zuid-Europese probleemlanden opnieuw competitief te maken. En dat moet gebeuren via het herstel van het concurrentievermogen van hun ondernemingen. Dat gaat zeer traag en leidt tot een zware recessie met zeer hoge werkloosheid. Vraag is of een tijdelijke exit uit de euro niet aangewezen is. Dan kan de munt devalueren en neemt de export vanuit de probleemlanden toe. Op die manier kunnen ze financieel weer gezond worden.

Tweede uitdaging is de controle over de massale geldmiddelen die centrale banken wereldwijd in de economie hebben gepompt. Men heeft de geldpers in gang gezet om investeringen en consumptie te stimuleren. In Japan en de Verenigde Staten lijkt dit te werken. Maar deze zogenaamde monetaire aanpak van de crisis houdt ook een gevaar in: inflatie. Meer geld in omloop zorgt voor prijsstijgingen. En inflatie betekent dat de waarde van spaarreserves smelt als sneeuw voor de zon. Waardoor in het Westen en in Japan veel gepensioneerden een dure spaarcenten dreigen te verliezen.  De centrale banken zullen een beleid moeten voeren om die inflatie onder controle te krijgen. De geschiedenis leert dat dit een helse opdracht is.

Derde uitdaging is de situatie in China. Meer en meer wordt duidelijk dat de economische groei daar begint te slabakken. Die ligt nog altijd rond de 8 procent maar de groei lijkt ook daar gedopeerd door het stimuleren van schuldopbouw. Sommige economen vrezen een economische crash in China. Wat betekent dit voor onder andere West-Europa? Dat de export van onze goederen naar dat groeiland zal stilvallen. Dat is slechts nieuws voor de laatste echt gezonde economie van de eurozone: Duitsland. Onze oosterburen zijn de economische motor van de Unie.  Als die sputtert –onder andere door een sterke daling van de export naar China van dure wagens- dreigt de huidige crisis in Europa nog versterkt te worden. Dan zullen hoge werkloosheidscijfers zich niet langer beperken tot de Zuid-Europese landen. Hier is het aan de beleidsmakers om met oplossingen te komen. In België is het besef over de ernst van de situatie er duidelijk niet. België blijft marktaandeel verliezen. Een nieuwe crisis zou de precaire situatie nog versterken. Een oplossing kan bestaan uit het verlagen van de loonkost. Niet het nettoloon van de werknemer maar de totale kost voor de werkgever. Maar hier worden slechts kleine stappen gezet. Een moediger economisch beleid van lastenverlagingen is dringend aangewezen.

Alain Mouton


Omhoog


Dit lifestyle-project kan de massa niet overtuigen - Kevin Absillis (UA) over België - interview in Doorbraak - maart 2013




Peter De Roover en Dirk Rochtus interiewen Kevin Absillis, literatuurwetenschapper UAntwerpen, over de relatie tussen schrijvers en de natie waarvan ze deel uitmaken.

Doorbraak: Hendrik Conscience werd geboren op 3 december 1812 en dus vierden we vorig jaar zijn 200ste geboortedag. Was dat de aanleiding voor het schrijven van het essay? Of zat er meer achter?


Kevin Absillis: 'De heisa in oktober rond het eventuele herdopen van het Pieter De Coninckplein in Antwerpen zette me aan het denken. Ongetwijfeld wilde de culturele wereld een goedbedoelde hulde brengen aan de dichter Herman De Coninck maar evengoed hoopte men natuurlijk om Bart De Wever als aanstaande burgemeester van Antwerpen uit zijn tent te lokken. Dat dit voorstel een hoofdpersonage uit Consciences De leeuw van Vlaenderen (1838) naar de vergeetput zou verwijzen, getuigt volgens mij van de krampachtige manier waarop een links-progressieve bovenlaag omgaat met haar eigen culturele erfgoed. Ik heb familiaal geen enkele band met het Vlaams-nationalisme, en heb er als burger weinig affiniteit mee. Als literatuurwetenschapper bestudeer ik echter hoe literatuur een belangrijke rol speelt in het verbeelden van naties. De manier waarop vele kunstenaars en opiniemakers zich tegenwoordig uitlaten over Conscience – "we hebben het wel gehad met die onleesbare auteur" – vind ik op zijn zachtst gezegd intellectueel weinig stimulerend.'


Lees verder…




Omhoog


Frans Van Isacker: 'De bruidegom van mijn ziel'


Lectuur die is bijgebleven


In deze rubriek gaan we in op de lectuur van VVA'ers. Zij kunnen erin vertellen over een boek dat hen bijzonder heeft aangesproken. Dat mag zowel fictie als non-fictie zijn. Wie zelf iets wil schrijven, is welkom. Maar ze kunnen hun bedenkingen ook kwijt bij Bruno Comer, die hen zal interviewen en daarover dan een stuk zal schrijven. Uiteraard krijgen ze de gelegenheid om de tekst nog te corrigeren en aan te vullen. Wie belangstelling heeft, kan zich steeds terecht bij Bruno Comer, Weststraat 35 - 8340 Damme, bruno.comer@skynet.be tel. 050 50 00 86.
Bij wijze van proef heeft Bruno een stuk over eigen lectuur opgesteld.
 

Frans Van Isacker: 'De bruidegom van mijn ziel'

'Over gelukkige mensen worden geen romans geschreven', heb ik de neerlandicus Joos Florquin ooit horen zeggen. 'De bruidegom van mijn ziel' vormt daar een uitzondering op. De auteur, de rechtsgeleerde Frans Van Isacker (1920-2000), brengt er immers het relaas van een gelukkig huwelijk. Het is een eenvoudig verhaal over een getrouwd koppel, vanaf de 'verloving', zoals dat toen heette, tot het ogenblik dat het eerste kleinkind in aantocht is. Het gezin krijgt drie gezonde kinderen die in harmonie opgroeien. Behalve wat professionele en financiële problemen, blijft het van tegenslagen gespaard. De nadruk ligt op de echtelijke verhouding die de goede richting blijft uitgaan. Deze roman van Frans Van Isacker dateert al uit 1967 en kende verschillende herdrukken, ik neem aan dat hij nu nog altijd te krijgen is. Zelf las ik het boek ongeveer tien jaar na zijn verschijnen en ik herinner me dat het veel discussie uitlokte met mijn medestudenten. Sommigen hadden het over een 'bakvisjesroman' en vonden het hoofdpersonage, de echtgenote van de schrijver, onuitstaanbaar. Ze kon er zich immers druk over maken, dat ze niet de welstand had van velen van haar kennissen, hoewel ze eigenlijk niets te kort had.

Toch moet de roman een diepe indruk op mij gemaakt hebben, want bijna veertig jaar later neem ik hem nog altijd vast. Bert, een historicus en de man van de ik-persoon, lijkt me het prototype van de VVA'er: een Vlaming met een christelijk-humanistische inslag. Ik werd geboren in 1955 en hoor nog net tot de laatste generatie die aan dat type beantwoordt. Wie na 1960 geboren is, was acht jaar in dat scharnierjaar 1968 en is dus het kind van die periode. In mijn kinderjaren heb ik de overgang meegemaakt van het 'Rijke Roomsche Leven' naar de post-conciliaire tijd. De huwelijksmoraal was nog zeer strikt, homofilie werd als een ziekte beschouwd en een levenslange echtelijke liefde vanzelfsprekend. Wie niet aan dat ideaal beantwoordde, was een slecht mens. 'De bruidegom van mijn ziel' baadt in die overgangssfeer van de jaren zestig waar intellectuelen zich nog niet afkeren van de kerk, maar wel er een steeds vrijmoediger houding tegenover aannemen. De verwijzingen naar de seksuele verhouding tussen de echtgenoten zou het boek vroeger op de index geplaatst hebben, maar in de jaren zeventig en tachig lazen priesters voor uit het boek tijdens 'verloofdencursussen' zoals die toen in zwang waren. De band tussen liefde en seksualiteit is en blijft in het boek onverbrekelijk.

Frans Van Isacker brengt problemen zoals het ouder worden, de dagelijkse sleur en de vele ontgoochelingen en frustraties in het dagelijkse leven ter sprake. Het gelukkige gezinsleven doet de balans echter naar het geluk overslaan. Net omdat er geen echte tragiek aanwezig is, dreigt zijn verhaal soms in het sentimentele en het naïeve te belanden. Maar het doet dat niet. Voortdurend voel je in het verhaal het geluksstreven van de mens dat nooit volledig vervuld raakt, maar toch bijna. Het idee van 'zo zou het moeten zijn' zweeft voortdurend in het achterhoofd. Je wordt erop gewezen dat je het geluk in eigen handen hebt. 
 

Daardoor geeft het boek je een duwtje in de rug.  Destijds werd het boek mij aangeprezen door een medestudente die twintig jaar later uit het echt gescheiden is. En een andere kennis, die uit een gebroken gezin kwam, koos voor dat boek voor haar licentiaatsverhandeling in een tolkenschool. Meer bepaald maakte ze er een Russische versie van. Daaruit blijkt dat het boek ook mensen aanspreekt die de andere kant van de huwelijksmedaille ervaren hebben.

En de tragiek, die is er wel in het persoonlijk leven van de auteur gekomen. Zijn echtgenote, de hoofdpersoon uit het boek dus, was een van de slachtoffers van de beruchte seriedoder van Muizen: in 1971 werd ze brutaal verkracht en vermoord. Die gruwel geeft een aparte tint aan het boek. Je gaat het op een andere manier lezen. Het zorgvuldig opgebouwde en gekoesterde geluk blijkt aan een zijden draadje te hangen. Maar toch steekt het boek een hart onder de riem, zoals de criticus Bernard Kemp het uitdrukte. En wie onder ons durft zeggen dat hij dat niet nodig heeft?


Bruno Comer


Omhoog

 

Colofon

Redactie van het e-zine 'Vivat academia"

    • Alain Mouton, hoofdredacteur
    • John Casier
    • Bruno Comer
    • Ghislain Duchâteau
    • Frank Fleerackers
    • Frank Judo
    • Hans Verboven
Afmelding

Wie deze nieuwsbrief liever niet ontvangt, kan zich afmelden met een berichtje naar
het VVA-secretariaat